In Nederland werd jarenlang het streven naar méér gepromoot.
Meer spullen, meer reizen, meer energie gebruiken, meer eten en drinken. Nu is
het bijna tegenovergesteld. Men promoot minder spullen, minder reizen, minder
energie gebruiken, minder eten en drinken. We zijn van een juichen over onze
welvaart naar een politieke en sociale veroordeling van onze welvaart
gegaan, in plaats van een middenweg te zoeken. Tegelijkertijd dendert een deel van de maatschappij gewoon op
de oude voet door, streeft naar meer welvaart.
Beide uitersten zijn gebaseerd op materialistisch
machtsdenken. Het politieke en sociale beleid beïnvloedt het geld en bezit van
mensen, maar is weinig genuanceerd; met als gevolg dat sommige mensen meer pijn
lijden dan anderen. Mensen worden verplicht uitgaven aan levensbehoeften te beperken door hogere belastingen, hoge rentestanden , verbod op bepaalde uitgaven, of subsidies
te verstrekken of in te trekken. Terwijl de markt tegelijkertijd zorgt dat we
steeds meer moeten gaan uitgeven aan levensbehoeften, de prijzen stijgen en via
reclame worden onnodige behoeften gecreëerd. Op het eind van de rit moeten al degenen
die als gevolg van dit alles buiten de financieel boot vallen worden gecompenseerd
met toeslagen.
Politiek en sociaal gezien houden we te weinig rekening met
individuele verschillen. Er zijn ten eerste grote verschillen in inkomen en
vermogen. Als je de energie en boodschappen 10% per week duurder maakt voor
iedereen, raakt dit de allerarmste mensen veel harder dan de rijkeren. Als je
subsidie geeft voor warmtepompen, profiteren daar vooral mensen van die al
genoeg geld daarvoor hadden. Iemand die veel ziek is, is sneller door het eigen
risico heen dan iemand die gezond is.
Ten tweede zullen de menselijke en maatschappelijke behoeften
(dus niet de wensen) altijd verschillen door levensstijl. Een ouder mens is
kouwelijker en heeft meer warmte nodig in huis dan een jongere. Een introvert
persoon zit vaker thuis en stookt meer, een extravert persoon is weer vaker op
pad en reist meer. Het ene bedrijf heeft veel energie nodig voor productie of
dienstverlening, een ander bedrijf niet.
Er wordt de laatste jaren vooral politiek ingezet op harde, algemene
maatregelen van bovenaf, om ieders inkomen en uitgaven en gedrag te
beïnvloeden, vanuit een promotie van vermindering welvaart, we kunnen minder
uitgeven. Dit zou dan het algehele welzijn moeten verbeteren, klimaat, natuur,
sociale cohesie. Maar in de praktijk
worden de verschillen tussen mensen groter en is het niet echt beter gesteld
met klimaat en natuur dan voorheen. En alle beleid ten spijt, er zijn altijd
weer mensen en bedrijven die doorgaan op de oude voet, die de voordelen van het
beleid krijgen, die juist naar meer geld en invloed blijven streven en juist
willen dat die gewone man meer uitgeeft.
Dit is allebei gebaseerd op een oude manier van
materialistisch machtsdenken, of je nu streeft naar meer uitgeven of minder
uitgeven. De politici streven naar het verminderen van welvaart, de markt doet het
tegenovergestelde, maar ze proberen allebei invloed uit te oefenen op de ‘gewone
man’, die daarmee afhankelijk van deze twee stromingen wordt inzake zijn behoeften en behoeftevoorziening.
Beter is ons af te gaan vragen wat onze werkelijke
behoeften zijn en waar het midden tussen welvaart en welzijn ligt. De bepaling en vervulling daarvan niet
meer top-down laten bepalen door politiek of markt voor veel te grote groepen, waardoor het individu verloren gaat. We kunnen van onderop en van
binnenuit invloed uitoefenen en het minder overlaten aan mensen die niet werkelijk weten wat we nodig hebben.
Politici en grote bedrijven en instanties,
die slechts onpersoonlijke statistieken en begrotingen en resultaatplaatjes gebruiken en daar hun beleid op afstemmen en daarom de individuele mens niet meer zien, kunnen ons geen van beiden helpen het midden te vinden, want ze trekken ons allebei naar uitersten, naar veel meer of juist veel minder.